Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 2:12-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Nu dan, zweert mij toch bij de Here, dat, aangezien ik u een weldaad bewezen heb, gij ook aan mijn familie een weldaad zult bewijzen; en geeft mij een betrouwbaar teken,

13. dat gij mijn vader en moeder, mijn broeders en zusters en al de hunnen in leven zult laten en ons van de dood redden zult.

14. Toen zeiden de mannen tot haar: Wij staan met ons leven voor u borg, indien gij deze onze zaak niet ruchtbaar maakt; wanneer dan de Here ons het land gegeven heeft, zullen wij u dankbaarheid en trouw bewijzen.

15. Daarop liet zij hen met een touw door het venster naar beneden, want haar huis was gelegen op de buitenzijde van de stadsmuur, zodat zij woonde op de muur,

16. en zij zeide tot hen: Gaat naar het gebergte, opdat de achtervolgers u niet aantreffen en houdt u daar drie dagen schuil, totdat de achtervolgers teruggekeerd zijn; daarna kunt gij uws weegs gaan.

17. De mannen zeiden tot haar: Wij zullen ontslagen zijn van deze eed aan u, die gij ons hebt doen zweren –

18. zie, wanneer wij het land binnenkomen, moet gij dit koord van scharlakendraad binden aan het venster waardoor gij ons hebt neergelaten, en uw vader en uw moeder, uw broeders en de gehele familie bij u in huis bijeenbrengen.

19. Ieder, die dan uit de deur van uw huis naar buiten gaat, diens bloed komt op zijn eigen hoofd, maar wij zijn onschuldig; al wie echter bij u in huis zal zijn, diens bloed komt op ons hoofd, indien men de hand aan hem slaat.

20. Indien gij echter deze onze zaak ruchtbaar maakt, dan zijn wij ontslagen van de eed aan u, die gij ons hebt doen zweren.

21. Zij nu zeide: Zoals gij gezegd hebt, zo zal het zijn. Daarop liet zij hen gaan en zij gingen heen; en zij bond het scharlaken koord aan het venster.

22. Zij nu gingen heen, kwamen in het gebergte en bleven daar drie dagen, totdat de vervolgers teruggekeerd waren. De vervolgers hadden overal langs de wegen gezocht zonder te vinden.

23. Toen keerden de beide mannen terug, daalden van het gebergte af, staken over en kwamen bij Jozua, de zoon van Nun, en zij vertelden hem al hun wedervaren.

24. Zij zeiden tot Jozua: De Here heeft het gehele land in onze macht gegeven, ja zelfs sidderen voor ons alle inwoners van het land.

Lees verder hoofdstuk Jozua 2