Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 19:33-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. Hun gebied strekte zich uit van Chelef, van de terebint te Saänannim, Adami-Nekeb en Jabneël af, tot aan Lakkum toe, en eindigde bij de Jordaan.

34. Vervolgens wendde de grens zich westwaarts naar Aznot-Tabor, zette zich daar voort naar Chukok, reikte tot Zebulon in het zuiden, tot Aser in het westen en tot Juda aan de Jordaan, in het oosten.

35. Vestingsteden waren: Siddim, Ser, Chammat, Rakkat, Kinneret,

36. Adama, Rama, Hasor,

37. Kedes, Edreï, En-Chasor,

38. Jiron, Migdal-El, Chorem, Bet-Anat en Bet-Semes; negentien steden en haar dorpen.

39. Dit was het erfdeel van de stam der Naftalieten naar hun geslachten; deze steden en haar dorpen.

40. Voor de stam der Danieten naar hun geslachten kwam het zevende lot te voorschijn.

41. Het gebied van hun erfdeel omvatte Sora, Estaol, Ir-Semes,

42. Saälabbin, Ajjalon, Jitla,

43. Elon, Timna, Ekron,

44. Elteke, Gibbeton, Baälat,

45. Jehud, Bene-Berak, Gat-Rimmon,

46. Me-Hajjarkon en Rakkon, met het gebied tegenover Jafo.

Lees verder hoofdstuk Jozua 19