Oude Testament

Nieuwe Testament

Jozua 15:18-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Bij haar aankomst haalde zij hem over om van haar vader bouwland te vragen. Daarop sprong zij van de ezel af, en Kaleb zeide tot haar: Wat hebt gij?

19. Zij zeide: Geef mij toch een huwelijksgift; nu gij mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterbronnen. Toen gaf hij haar de hoog- en de laaggelegen bronnen.

20. Dit nu is het erfdeel van de stam der Judeeërs naar hun geslachten.

21. De verafgelegen steden van de stam der Judeeërs, bij de grens van Edom in het Zuiderland, waren: Kabseël, Eder, Jagur,

22. Kina, Dimona, Adada,

23. Kedes, Hasor, Jitnan,

24. Zif, Telem, Bealot,

Lees verder hoofdstuk Jozua 15