Oude Testament

Nieuwe Testament

Jona 4:4-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Maar de Here zeide: Zijt gij terecht vertoornd?

5. Jona nu was buiten de stad gegaan en had zich ten oosten van de stad neergezet; hij had daar voor zich een hut gebouwd en was daaronder gaan zitten in de schaduw, totdat hij zou zien wat er met de stad gebeurde.

6. En de Here God beschikte een wonderboom, die boven Jona opschoot om tot schaduw te zijn boven zijn hoofd, ten einde hem van zijn misnoegdheid af te brengen. En Jona verheugde zich zeer over de wonderboom.

7. Maar de volgende dag, bij het aanbreken van de morgenstond, beschikte God een worm, die de wonderboom stak, zodat deze verdorde.

Lees verder hoofdstuk Jona 4