Oude Testament

Nieuwe Testament

Jona 1:12-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Hij antwoordde hun: Neemt mij op en werpt mij in de zee, en de zee zal ophouden tegen u te woeden. Want ik weet, dat door mijn schuld deze zware storm tegen u is opgestoken.

13. Maar de mannen roeiden om (het schip) weer aan land te brengen, doch zij waren daartoe niet in staat, omdat de zee hoe langer hoe onstuimiger tegen hen werd.

14. Toen riepen zij tot de Here en zeiden: Ach, Here, laat ons toch niet vergaan om het leven van deze man en leg geen onschuldig bloed op ons, want Gij, Here, hebt gedaan gelijk U behaagde.

15. Daarna namen zij Jona op en wierpen hem in de zee, en de zee hield op met woeden.

16. En de mannen vreesden de Here met grote vrees, en zij slachtten de Here een offer en deden geloften.

17. En de Here beschikte een grote vis om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van de vis drie dagen en drie nachten.

Lees verder hoofdstuk Jona 1