Oude Testament

Nieuwe Testament

Joël 3:16-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. En de Here brult uit Sion en verheft zijn stem uit Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar de Here is een schuilplaats voor zijn volk en een veste voor de kinderen Israëls.

17. En gij zult weten, dat Ik, de Here, uw God ben, die woon op Sion, mijn heilige berg, en Jeruzalem zal een heiligdom zijn, en vreemdelingen zullen er niet meer doortrekken.

18. Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen van jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle beken van Juda van water zullen stromen; een bron zal ontspringen uit het huis des Heren en zal het dal van Sittim drenken.

19. Egypte zal tot een woestenij worden, en Edom tot een woeste wildernis, vanwege het geweld de kinderen van Juda aangedaan, in wier land zij onschuldig bloed hebben vergoten.

20. Maar Juda zal blijven tot in eeuwigheid, en Jeruzalem van geslacht tot geslacht.

21. En Ik zal hun bloed onschuldig verklaren, dat Ik niet onschuldig verklaard had. En de Here zal blijven wonen op Sion.

Lees verder hoofdstuk Joël 3