Oude Testament

Nieuwe Testament

Joël 2:5-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Als ratelende wagens op de toppen der bergen springen zij; als het geknetter van een vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, in slagorde geschaard tot de strijd.

6. Voor zijn aangezicht beven de volken; alle gezichten verbleken van angst.

7. Als helden rennen zij, als krijgslieden beklimmen zij de muur, en zij gaan voort, ieder op zijn eigen wegen; zij lopen niet door elkander heen,

8. en de een verdringt de ander niet; iedere strijder gaat zijn eigen weg, en tussen de wapens door dringen zij voort; zij laten geen bres in hun rijen ontstaan.

Lees verder hoofdstuk Joël 2