Oude Testament

Nieuwe Testament

Joël 2:23-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. En gij, kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Here, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja, regenstromen laat Hij voor u nederdalen, vroege regen en late regen, zoals voorheen.

24. De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen.

25. Ik zal u vergoeden de jaren, toen de sprinkhaan (alles) opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond.

26. Gij zult volop en tot verzadiging eten, en gij zult loven de naam van de Here, uw God, die wonderbaar met u gehandeld heeft; mijn volk zal nimmermeer te schande worden.

27. Dan zult gij weten, dat Ik in het midden van Israël ben, en dat Ik, de Here, uw God ben, en niemand anders; mijn volk zal nimmermeer te schande worden.

28. Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien.

29. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten.

30. Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen.

Lees verder hoofdstuk Joël 2