Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 9:19-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Ja, wanneer het aankomt op de kracht van de sterkste,– dan is Hij het,en wanneer het aankomt op het recht,(dan zegt Hij): Wie kan Mij ter verantwoording roepen?

20. Al was ik in mijn recht, mijn eigen mond zou mij veroordelen;al was ik onschuldig, Hij zou mij schuldig verklaren.

21. Ik ben onschuldig, ik tel mijzelf niet,ik geef er mijn leven voor prijs.

22. Het is alles enerlei, daarom zeg ik:De onschuldige en de schuldige verdelgt Hij.

23. Wanneer zijn gesel plotseling doodt,dan spot Hij met de vertwijfeling van onschuldigen.

24. De aarde is in de macht van de goddeloze gegeven,en het aangezicht van haar rechters omhult Hij;doet Hij het niet, wie dan?

25. Ja, mijn dagen gaan sneller dan een ijlbode,zij vlieden heen zonder het goede te zien.

26. Zij glijden voorbij gelijk biezen boten,als een arend, die toeschiet op de prooi.

27. Wanneer ik denk: ik wil mijn klacht vergeten,mijn gelaat veranderen en weer vrolijk worden,

Lees verder hoofdstuk Job 9