Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 8:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen nam de Suchiet Bildad het woord en zeide:

2. Hoelang zult gij op deze wijze sprekenen zullen de woorden van uw mond een hevige wind zijn?

3. Zou God het recht buigen,of zou de Almachtige de gerechtigheid buigen?

4. Indien uw kinderen tegen Hem gezondigd hebben,dan heeft Hij hen aan hun overtreding prijsgegeven.

5. Maar indien gij God zoekt,en de Almachtige om genade smeekt,

6. indien gij rein en oprecht zijt,dan zal Hij gewis over u opwakenen uw rechtmatige woning herstellen.

7. Dan zal uw vorige staat gering schijnen,maar uw toekomstige staat zeer groot worden.

8. Want doe slechts navraag bij het voorgeslacht,en geef acht op hetgeen hun vaderen doorvorsten.

9. Wij toch zijn van gisteren en weten niets;want als een schaduw zijn onze dagen op aarde.

10. Zullen zij u niet onderrichten, zullen zij het u niet zeggen,en woorden uit hun hart voortbrengen?

11. Schiet de bieze op, waar geen moeras is?Groeit het oevergras, waar geen water is?

12. Nog is het in volle groei, het kan nog niet worden afgesneden,of het verdort vóór enig ander gras.

Lees verder hoofdstuk Job 8