Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 6:21-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. Zo zijt gij thans voor mij geworden;nauwelijks ziet gij iets schrikkelijks, of gij vreest.

22. Heb ik soms gezegd: Geeft mij iets?Of: Helpt mij uit uw vermogen aan omkoopgeld?

23. Of: Redt mij uit de hand van de verdrukker?En: Koopt mij los uit de hand der geweldenaars?

24. Onderricht mij, dan zal ik zwijgen;en laat mij weten, waarin ik gedwaald heb.

25. Hoe krachtig toch zijn oprechte woorden!Maar wat betekent het verwijt uwerzijds?

26. Is het uw bedoeling woorden te laken?Worden de uitingen van een wanhopige als wind geacht?

27. Zelfs over een wees zoudt gij het lot werpen,en uw vriend als koopwaar verhandelen.

28. Maar nu, wilt u tot mij wenden,in uw aangezicht zal ik u toch niet voorliegen.

29. Komt toch tot bezinning, laat er geen onrecht geschieden;ja, komt weer tot bezinning, mijn recht staat vast.

30. Is er onrecht op mijn tong?Of kan mijn gehemelte geen rampen onderscheiden?

Lees verder hoofdstuk Job 6