Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 6:14-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Wie zijn vriend medelijden onthoudt,die verzaakt de vreze des Almachtigen.

15. Mijn broeders zijn onbetrouwbaar als een beek,als de waterloop van beken die wegvloeien;

16. die troebel zijn van het ijs,terwijl de sneeuw erin wegsmelt;

17. ten tijde dat zij gaan afnemen, verdwijnen zij geheel;wanneer het heet wordt, drogen zij uit in hun bedding.

18. De paden van hun loop kronkelen zich,zij gaan heen in de wildernis en raken verloren.

19. De karavanen van Tema zien ernaar uit,de reisgezelschappen van Sebahebben hun hoop erop gevestigd.

20. Zij komen beschaamd uit met hun verwachting,naderbij gekomen, zien zij zich bedrogen.

21. Zo zijt gij thans voor mij geworden;nauwelijks ziet gij iets schrikkelijks, of gij vreest.

22. Heb ik soms gezegd: Geeft mij iets?Of: Helpt mij uit uw vermogen aan omkoopgeld?

23. Of: Redt mij uit de hand van de verdrukker?En: Koopt mij los uit de hand der geweldenaars?

24. Onderricht mij, dan zal ik zwijgen;en laat mij weten, waarin ik gedwaald heb.

25. Hoe krachtig toch zijn oprechte woorden!Maar wat betekent het verwijt uwerzijds?

Lees verder hoofdstuk Job 6