Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 5:14-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Overdag stuiten zij op duisternisen op de middag tasten zij rond als bij nacht.

15. Maar Hij redt van het zwaard van hun mond,de arme uit de hand van de sterke.

16. Zo is er dan voor de geringe hoop,en sluit de boosheid haar mond.

17. Zie, welzalig de mens, die God kastijdt;versmaad daarom de tucht des Almachtigen niet.

18. Want Hij verwondt en Hij verbindt,Hij slaat en zijn handen helen.

19. In zes noden redt Hij u,en in zeven treft het kwaad u niet.

20. In hongersnood verlost Hij u van de dood,en in oorlog van de macht van het zwaard.

21. Voor de gesel der tong zijt gij geborgen,en voor verwoesting behoeft gij niet te vrezen.

22. Verwoesting en honger zult gij belachen,en voor het wild gedierte behoeft gij niet te vrezen.

23. Want met de stenen des velds zult gij een verbond hebben,en het gedierte des velds zal in vrede met u leven.

24. Gij zult ervaren, dat uw tent vrede is,en wanneer gij uw erf overziet, zult gij niets missen.

25. Gij zult ervaren, dat uw kroost talrijk is,uw nakomelingschap als het kruid der aarde.

Lees verder hoofdstuk Job 5