Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 40:7-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. zie al wat trots is, verneder heten verpletter de goddelozen op staande voet.

8. Verberg hen tezamen in het stof,sluit hen op in het verborgen oord.

9. Dan zal ook Ik u loven,omdat uw rechterhand u de zege geeft.

10. Zie toch het nijlpaard, dat Ik heb gemaakt, evenals u.Het eet gras zoals het rund.

11. Zie toch de kracht in zijn lendenen,de sterkte in zijn buikspieren!

12. Hij spant zijn staart als een ceder,de spieren zijner dijen zijn samengestrengeld.

13. Zijn beenderen zijn buizen van koper,zijn knoken gelijk staven van ijzer.

14. Hij is de eerste van Gods werken,het schepsel, waaraan Hij zijn zwaard gaf;

15. ja, de bergen leveren hem hun opbrengst,waar alle dieren des velds spelen.

16. Onder de lotus legt hij zich neder,in de schuilplaats van riet en moeras.

17. Lotusplanten beschutten hem met haar schaduw,de wilgen der beek omgeven hem.

18. Zie, al is de stroom nog zo sterk, hij deinst niet terug;hij voelt zich gerust, al bruist een Jordaan tegen zijn muil.

19. Durft men hem van voren vastgrijpen,een strik door zijn neus halen?

20. Kunt gij de krokodil met een vishaak optrekken,met een touw zijn tong neerdrukken?

21. Kunt gij een bieze door zijn neus halen,met een haak zijn kaak doorboren?

Lees verder hoofdstuk Job 40