Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 40:4-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Hebt gij soms een arm als God,en kunt gij donderen met een stem als Hij?

5. Tooi u dan met heerlijkheid en hoogheid,bekleed u met majesteit en luister;

6. stort uw ziedende toorn uit,en zie al wat trots is, en werp het terneer;

7. zie al wat trots is, verneder heten verpletter de goddelozen op staande voet.

8. Verberg hen tezamen in het stof,sluit hen op in het verborgen oord.

9. Dan zal ook Ik u loven,omdat uw rechterhand u de zege geeft.

10. Zie toch het nijlpaard, dat Ik heb gemaakt, evenals u.Het eet gras zoals het rund.

11. Zie toch de kracht in zijn lendenen,de sterkte in zijn buikspieren!

12. Hij spant zijn staart als een ceder,de spieren zijner dijen zijn samengestrengeld.

13. Zijn beenderen zijn buizen van koper,zijn knoken gelijk staven van ijzer.

Lees verder hoofdstuk Job 40