Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 40:14-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Hij is de eerste van Gods werken,het schepsel, waaraan Hij zijn zwaard gaf;

15. ja, de bergen leveren hem hun opbrengst,waar alle dieren des velds spelen.

16. Onder de lotus legt hij zich neder,in de schuilplaats van riet en moeras.

17. Lotusplanten beschutten hem met haar schaduw,de wilgen der beek omgeven hem.

18. Zie, al is de stroom nog zo sterk, hij deinst niet terug;hij voelt zich gerust, al bruist een Jordaan tegen zijn muil.

19. Durft men hem van voren vastgrijpen,een strik door zijn neus halen?

20. Kunt gij de krokodil met een vishaak optrekken,met een touw zijn tong neerdrukken?

21. Kunt gij een bieze door zijn neus halen,met een haak zijn kaak doorboren?

22. Zal hij veel smeekbeden tot u richten,vriendelijke woorden tot u spreken?

23. Zal hij een overeenkomst met u sluiten,zult gij hem voor altoos tot knecht nemen?

Lees verder hoofdstuk Job 40