Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 40:13-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Zijn beenderen zijn buizen van koper,zijn knoken gelijk staven van ijzer.

14. Hij is de eerste van Gods werken,het schepsel, waaraan Hij zijn zwaard gaf;

15. ja, de bergen leveren hem hun opbrengst,waar alle dieren des velds spelen.

16. Onder de lotus legt hij zich neder,in de schuilplaats van riet en moeras.

17. Lotusplanten beschutten hem met haar schaduw,de wilgen der beek omgeven hem.

18. Zie, al is de stroom nog zo sterk, hij deinst niet terug;hij voelt zich gerust, al bruist een Jordaan tegen zijn muil.

19. Durft men hem van voren vastgrijpen,een strik door zijn neus halen?

Lees verder hoofdstuk Job 40