Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 4:15-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Daar gleed een geest mij voorbij,deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen.

16. Hij bleef staan, maar ik kon zijn gestalte niet onderscheiden.Een gedaante stond voor mijn ogen,en ik vernam een fluisterende stem:

17. Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God,of een man rein tegenover zijn Maker?

18. Zie, in zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen,en bij zijn engelen vindt Hij dwaling;

19. hoeveel te meer bij hen die in lemen hutten wonen,welker grondslag is in het stof, die men als motten dood drukt.

Lees verder hoofdstuk Job 4