Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 4:12-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Een woord drong heimelijk tot mij door,en mijn oor ving het gefluister daarvan op

13. tijdens overpeinzingen, na nachtgezichten,toen diepe slaap op de mensen gevallen was.

14. Schrik en beving overvielen mijen deden al mijn beenderen verschrikken.

15. Daar gleed een geest mij voorbij,deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen.

16. Hij bleef staan, maar ik kon zijn gestalte niet onderscheiden.Een gedaante stond voor mijn ogen,en ik vernam een fluisterende stem:

17. Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God,of een man rein tegenover zijn Maker?

18. Zie, in zijn dienaren stelt Hij geen vertrouwen,en bij zijn engelen vindt Hij dwaling;

19. hoeveel te meer bij hen die in lemen hutten wonen,welker grondslag is in het stof, die men als motten dood drukt.

20. Tussen morgen en avond worden zij verpletterd,onopgemerkt gaan zij voor altijd te gronde.

21. Wordt niet hun tentkoord bij hen losgerukt?Zij sterven, doch zonder wijsheid.

Lees verder hoofdstuk Job 4