Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 39:31-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. op rotsen woont en vernacht,op rotspunt en bergtop?

32. Vandaar speurt hij naar voedsel,zijn ogen turen in de verte;

33. zijn jongen slurpen bloed,en waar verslagenen liggen, daar is hij.

34. En de Here antwoordde Job:

35. Wil de bediller twisten met de Almachtige?De aanklager van God antwoorde daarop!

36. Toen antwoordde Job de Here:

37. Zie, ik ben te gering, hoe zal ik U bescheid geven?Ik leg de hand op mijn mond.

38. Eenmaal heb ik gesproken, maar ik doe het niet weer;ja tweemaal, maar ik ga er niet mee voort.

Lees verder hoofdstuk Job 39