Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 38:4-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte?Vertel het, indien gij inzicht hebt!

5. Wie heeft haar afmetingen bepaald? Gij weet het immers!Of wie heeft over haar het meetsnoer gespannen?

6. Waarop zijn haar pijlers neergelaten,of wie heeft haar hoeksteen gelegd,

7. terwijl de morgensterren tezamen juichten,en al de zonen Gods jubelden?

8. Wie heeft de zee met deuren afgesloten,toen zij bruisend uit de moederschoot kwam? –

9. toen Ik wolken maakte tot haar kleeden duisternis tot haar windselen;

10. toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak,grendel en deuren aanbracht;

11. toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen,hier zal de trots uwer golven blijven staan!

12. Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden,de dageraad zijn plaats aangewezen,

13. om de zomen der aarde aan te grijpen,zodat de goddelozen van haar worden afgeschud?

14. Zij verandert zich als leem, waarin een zegel wordt gedrukt,de dingen staan daar als in een kleed.

15. Dan wordt de goddelozen hun licht ontnomen,en de opgeheven arm wordt gebroken.

16. Zijt gij doorgedrongen tot de bronnen der zee,en hebt gij door de geheimenissen van de waterdiepte gewandeld?

17. Zijn de poorten des doods voor u onthuld,en hebt gij de poorten der diepe duisternis aanschouwd?

18. Reikt uw begrip zover als de breedte der aarde?Vertel het, indien gij dit alles weet!

Lees verder hoofdstuk Job 38