Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 38:28-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Heeft de regen een vader?Of wie heeft de dauwdruppelen verwekt?

29. Uit wier schoot komt het ijs te voorschijn,en de rijp des hemels, wie baart die?

30. Als tot steen verdichten zich de wateren,en de vlakte van de watervloed sluit zich aaneen.

31. Kunt gij de banden der Pleiaden binden,of de boeien van de Orion slaken?

Lees verder hoofdstuk Job 38