Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 38:10-28 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak,grendel en deuren aanbracht;

11. toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen,hier zal de trots uwer golven blijven staan!

12. Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden,de dageraad zijn plaats aangewezen,

13. om de zomen der aarde aan te grijpen,zodat de goddelozen van haar worden afgeschud?

14. Zij verandert zich als leem, waarin een zegel wordt gedrukt,de dingen staan daar als in een kleed.

15. Dan wordt de goddelozen hun licht ontnomen,en de opgeheven arm wordt gebroken.

16. Zijt gij doorgedrongen tot de bronnen der zee,en hebt gij door de geheimenissen van de waterdiepte gewandeld?

17. Zijn de poorten des doods voor u onthuld,en hebt gij de poorten der diepe duisternis aanschouwd?

18. Reikt uw begrip zover als de breedte der aarde?Vertel het, indien gij dit alles weet!

19. Waar is de weg naar de woning van het licht,en de duisternis, waar is haar verblijf,

20. zodat gij haar brengen kunt naar haar gebied,en de paden naar haar huis kent?

21. Gij zult dat wel weten, want toen werdt gij geborenen het getal uwer dagen is groot!

22. Zijt gij doorgedrongen tot de schatkamers van de sneeuw?En hebt gij de schatkamers van de hagel gezien,

23. die Ik heb opgespaard voor de tijd van benauwdheid,voor de dag van strijd en oorlog?

24. Waar is de weg naar de plaats waar het licht zich verdeelt,vanwaar de oostenwind zich verbreidt over de aarde?

25. Wie heeft voor de stortvloed een geul gegravenen een weg voor de bliksemschichten,

26. om regen te geven op het onbewoonde land,op de steppe, waar geen mens is,

27. om woestijn en woestenij te verzadigenen de spruiten van het jonge groen te doen ontluiken?

28. Heeft de regen een vader?Of wie heeft de dauwdruppelen verwekt?

Lees verder hoofdstuk Job 38