Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 37:17-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. gij, wiens klederen heet worden,als de aarde stil is vanwege de zuiderhitte?

18. Kunt gij zoals Hij de wolken maken tot een uitspansel,vast als een gegoten spiegel?

19. Maak ons bekend, wat wij tot Hem zullen zeggen;niets toch kunnen wij aanvoeren vanwege de duisternis.

20. Zou het Hem verteld worden, wanneer ik ging spreken?Heeft iemand ooit gezegd, dat hij verdelgd wil worden?

21. Nu eens ziet men geen licht,verduisterd als het is door de wolken,dan weer jaagt de wind voorbij en maakt het helder.

22. Uit het noorden verschijnt goudglans;God is bedekt met geduchte majesteit.

23. De Almachtige, die wij niet begrijpen,is groot van kracht en recht;Hij, die groot is in gerechtigheid, buigt haar niet.

24. Daarom vrezen de mensen Hem,maar geen der eigenwijzen ziet Hij aan.

Lees verder hoofdstuk Job 37