Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 37:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Ja, deswege beeft mijn harten springt op van zijn plaats.

2. Hoort, hoort het daveren van zijn stem,de donder, die uit zijn mond komt.

3. Hij laat die los onder de ganse hemelen zijn bliksemlicht tot de einden der aarde.

4. Zijn stem brult achter Hem aan,Hij dondert met de stem zijner majesteiten houdt ze niet terug, wanneer zijn stem zich laat horen.

5. Wonderbaar dondert God met zijn stem;Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet;

6. want tot de sneeuw zegt Hij: Val op aarde!en tot de stortregen en de regenstromen: Wordt machtig!

7. De hand van alle mensen verzegelt Hij,opdat alle mensen die Hij gemaakt heeft, het inzien.

8. Het gedierte gaat in zijn schuilplaatsen legt zich neer in zijn holen.

Lees verder hoofdstuk Job 37