Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 36:9-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. dan brengt Hij hun hun daden onder het oogen hun overtredingen, omdat zij overmoedig handelen,

10. en opent Hij hun oor voor de vermaning,en gebiedt, dat zij zich bekeren van de boosheid.

11. Indien zij horen en zich onderwerpen,dan voleindigen zij hun dagen in voorspoeden hun jaren in geluk.

12. Maar, indien zij niet horen, dan komen zij om door de spiesen geven de geest in onverstand.

13. De snoden van hart echter garen toorn op;zij roepen niet om hulp, als Hij hen bindt;

14. hun ziel sterft in de jeugd,en hun leven met de aan ontucht gewijden.

15. Juist door zijn ellende redt Hij de ellendige,en door de verdrukking opent Hij hun oor.

16. Zo lokte Hij ook u uit de muil van de nood,naar wijde, onbeperkte ruimte,naar uw rustige dis, die vol vette spijze was.

17. Maar gij hebt het oordeel over de goddeloze ten volle verdiend,oordeel en gericht grijpen u vast;

18. laat de grimmigheid u niet verlokken tot spoten de zware losprijs u niet van de weg afbrengen.

19. Kan uw rijkdom ertegen opwegen, zonder de nood,of alle krachten van uw vermogen?

20. Verlang niet naar de nacht,waarin volken van hun plaats oprijzen.

21. Wacht u, wend u niet tot de boosheid,want om die reden werdt gij door ellende beproefd.

22. Zie, God handelt verheven in zijn kracht;wie is een leermeester als Hij?

23. Wie zou Hem zijn weg voorschrijven,en wie durft zeggen: Gij hebt onrecht gedaan?

24. Denk eraan, dat gij zijn werk verheerlijkt,hetwelk de mensen bezingen.

Lees verder hoofdstuk Job 36