Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 36:19-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Kan uw rijkdom ertegen opwegen, zonder de nood,of alle krachten van uw vermogen?

20. Verlang niet naar de nacht,waarin volken van hun plaats oprijzen.

21. Wacht u, wend u niet tot de boosheid,want om die reden werdt gij door ellende beproefd.

22. Zie, God handelt verheven in zijn kracht;wie is een leermeester als Hij?

23. Wie zou Hem zijn weg voorschrijven,en wie durft zeggen: Gij hebt onrecht gedaan?

24. Denk eraan, dat gij zijn werk verheerlijkt,hetwelk de mensen bezingen.

25. Alle mensen aanschouwen het,de sterveling ziet het van verre.

26. Zie, God is groot, en wij begrijpen Hem niet,het getal zijner jaren is onnaspeurlijk.

27. Want Hij trekt de waterdruppels omhoog;welke de nevel verdichten tot regen,

28. die de wolken doen nederstromenen doen druppelen op vele mensen.

29. En ook: wie begrijpt de uitbreiding der wolken,het dreunen uit zijn hut?

30. Zie, Hij spreidt zijn licht erover uiten bedekt de diepten der zee.

31. Want daarmee richt Hij de volken,geeft Hij spijze in overvloed.

32. Beide handen bedekt Hij met bliksemlichten geeft het opdracht tegen de aanvaller.

33. Zijn strijdkreet kondigt Hem aan,Hij ijvert in toorn tegen het onrecht.

Lees verder hoofdstuk Job 36