Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 36:13-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. De snoden van hart echter garen toorn op;zij roepen niet om hulp, als Hij hen bindt;

14. hun ziel sterft in de jeugd,en hun leven met de aan ontucht gewijden.

15. Juist door zijn ellende redt Hij de ellendige,en door de verdrukking opent Hij hun oor.

16. Zo lokte Hij ook u uit de muil van de nood,naar wijde, onbeperkte ruimte,naar uw rustige dis, die vol vette spijze was.

17. Maar gij hebt het oordeel over de goddeloze ten volle verdiend,oordeel en gericht grijpen u vast;

Lees verder hoofdstuk Job 36