Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 34:29-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Als Hij Zich stilhoudt, wie zal dan veroordelen?Als Hij zijn gelaat voor iemand verbergt,wie zal dan naar hem omzien– om het even of het een volk of een enkeling betreft –,

30. opdat niet een godvergeten mens koning zij,uit degenen die valstrikken voor het volk zijn.

31. Maar als iemand tot God zegt:Ik ben overmoedig geweest, ik zal niet meer geweld plegen;

32. wat ik niet inzie, onderricht Gij mij daarin;indien ik onrecht gedaan heb, ik zal het niet weer doen –

33. moet Hij het dan naar uw mening toch vergelden?Daar gij afkeuring hebt uitgesproken,hebt gijzelf te beslissen, niet ik;spreek dus uit, wat gij weet.

34. Verstandige lieden zullen tot mij zeggen,en een wijs man, die mij aanhoort:

35. Job spreekt zonder verstand,en zijn woorden zijn zonder inzicht.

36. Och, mocht Job tot het uiterste beproefd wordenwegens zijn antwoorden op de wijze van boosdoeners!

37. Want bij zijn zonde voegt hij een overtreding,door in ons bijzijn de handen in elkaar te slaanen een groot woord te voeren tegen God.

Lees verder hoofdstuk Job 34