Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 33:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Nu dan toch, Job, luister naar mijn rede,en neem al mijn woorden ter ore.

2. Zie toch, ik heb mijn mond geopend,mijn tong onder mijn gehemelte spreekt.

3. Mijn woorden zijn oprechtheid des harten,en wat mijn lippen weten, geven zij zuiver weer.

4. De Geest Gods heeft mij gemaakt,en de adem des Almachtigen doet mij leven.

5. Indien gij kunt, antwoord mij,maak u tegen mij op, stel u te weer.

6. Zie, voor God ben ik aan u gelijk,ook ik ben uit leem afgeknepen.

7. Dus behoeft geen schrik voor mij u te overvallen,mijn druk zal niet zwaar op u zijn.

8. Maar te mijnen aanhoren hebt gij gezegd,en het geluid uwer woorden heb ik gehoord:

9. Ik ben rein, zonder overtreding,ik ben zuiver en zonder ongerechtigheid;

10. maar zie, Hij weet reden tot vijandschap tegen mij te vinden,Hij beschouwt mij als zijn vijand;

Lees verder hoofdstuk Job 33