14. Tegen mij heeft hij immers geen woord ingebracht,en met uw redeneringen zal ik hem niet antwoorden.
15. Zij staan verslagen, zij antwoorden niet meer;de woorden laten hen in de steek;
16. en ik heb gewacht, omdat zij niet spreken,omdat zij daar staan en geen antwoord meer geven.
17. Ook ik zal antwoorden op mijn beurt,ook ik zal mededelen, wat ik weet.