Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 32:13-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Zegt nu niet: Wij hebben wijsheid aangetroffen;slechts God, geen mens kan hem uit het veld slaan.

14. Tegen mij heeft hij immers geen woord ingebracht,en met uw redeneringen zal ik hem niet antwoorden.

15. Zij staan verslagen, zij antwoorden niet meer;de woorden laten hen in de steek;

16. en ik heb gewacht, omdat zij niet spreken,omdat zij daar staan en geen antwoord meer geven.

17. Ook ik zal antwoorden op mijn beurt,ook ik zal mededelen, wat ik weet.

18. Want ik ben vol woorden,de geest in mijn binnenste dringt mij;

19. zie, mijn binnenste is als wijn die men geen uitweg geeft;als nieuwe zakken zou het bersten.

20. Ik wil spreken om lucht te krijgen,mijn lippen openen om antwoord te geven.

21. Ik zal niemand naar de ogen zien,en geen mens vleien,

22. want vleien kan ik niet,ras zou mijn Maker mij wegnemen.

Lees verder hoofdstuk Job 32