Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 31:9-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Indien mijn hart zich heeft laten lokken tot een vrouw,en ik geloerd heb aan de deur van mijn naaste,

10. dan moge mijn vrouw voor een ander malen,en mogen anderen zich over haar neerbuigen.

11. Want dat zou een schande zijn,ja, een ongerechtigheid, voor de rechter te boeten.

12. Voorzeker, het zou een vuur zijn, dat ten verderve zou doorvretenen mijn ganse opbrengst zou verdelgen.

13. Indien ik het recht van mijn slaaf heb veracht,en dat van mijn slavin, wanneer zij geschil met mij hadden,

14. wat zou ik dan doen, als God Zich verhief,als Hij onderzoek deed, wat zou ik Hem antwoorden?

15. Heeft Hij, die mij in de moederschoot maakte,ook hem niet gemaakt?Heeft niet Eenzelfde ons in de baarmoeder bereid?

16. Indien ik ooit de bede der geringen heb afgeslagen,de ogen der weduwe heb laten versmachten,

17. of ooit mijn bete alleen gegeten,zonder dat de wees daarvan at

18. – veeleer van mijn jeugd af groeide hij bij mij op als bij een vader,en van de schoot mijner moeder af leidde ik haar –

19. indien ik ooit een zwerveling heb gezien zonder kleeden een arme zonder bedekking;

20. indien zijn lendenen mij niet hebben gezegend,en hij zich niet verwarmd heeft met de vacht mijner schapen;

21. indien ik ooit mijn hand heb opgeheven tegen een wees,omdat ik in de poort bijstand voor mij zag,

22. zo valle mijn schouder uit zijn gewricht,en breke mijn arm van zijn pijp af.

23. Want een schrik voor mij was het ongeluk, door God beschikt;en vanwege zijn hoogheid vermocht ik niets.

24. Indien ik op het goud mijn verwachting gesteld heb,en tot het fijne goud heb gezegd: Gij zijt mijn vertrouwen;

25. indien ik mij heb verheugd, omdat mijn vermogen groot wasen mijn hand geweldige rijkdom had verworven;

26. indien ik de zon heb aangezien, wanneer zij straalde,en de maan, die in pracht voortschreed,

27. zodat mijn hart heimelijk verlokt werd,en mijn hand mijn mond heeft gekust,

Lees verder hoofdstuk Job 31