Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 31:8-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. dan moge ik zaaien en een ander het eten,en wat voor mij is ontsproten, moge worden ontworteld!

9. Indien mijn hart zich heeft laten lokken tot een vrouw,en ik geloerd heb aan de deur van mijn naaste,

10. dan moge mijn vrouw voor een ander malen,en mogen anderen zich over haar neerbuigen.

11. Want dat zou een schande zijn,ja, een ongerechtigheid, voor de rechter te boeten.

12. Voorzeker, het zou een vuur zijn, dat ten verderve zou doorvretenen mijn ganse opbrengst zou verdelgen.

13. Indien ik het recht van mijn slaaf heb veracht,en dat van mijn slavin, wanneer zij geschil met mij hadden,

Lees verder hoofdstuk Job 31