Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 31:30-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

30. – ja, ik liet niet toe, dat mijn mond zondigdedoor hem met een vloek de dood te wensen –

31. indien mijn tentgenoten niet getuigden:wie werd met zijn vleesspijzen niet verzadigd?

32. – geen vreemdeling vernachtte buiten,mijn deuren deed ik open voor de reiziger –

33. indien ik als Adam mijn overtreding bedekt heb,door mijn schuld in mijn boezem te verbergen,

34. omdat ik voor de grote menigte vreesde,en de verachting der geslachten mij verschrikte,zodat ik zweeg en de deur niet uitging!

35. Ach, dat toch iemand naar mij luisterde!Ziehier mijn ondertekening – de Almachtige antwoorde mij –ook het stuk, dat mijn tegenpartij heeft geschreven.

36. Voorwaar, ik zal het op mijn schouder nemen,het mij als een diadeem ombinden.

37. Van al mijn schreden zal ik Hem rekenschap geven,als een vorst Hem naderen.

Lees verder hoofdstuk Job 31