Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 31:25-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. indien ik mij heb verheugd, omdat mijn vermogen groot wasen mijn hand geweldige rijkdom had verworven;

26. indien ik de zon heb aangezien, wanneer zij straalde,en de maan, die in pracht voortschreed,

27. zodat mijn hart heimelijk verlokt werd,en mijn hand mijn mond heeft gekust,

28. dan zou ook dat een ongerechtigheid zijn geweest,voor de rechter te boeten,want ik zou God daarboven hebben verloochend.

29. Indien ik mij verheugd heb over het ongeluk van mijn hateren gejubeld, wanneer rampspoed hem trof

30. – ja, ik liet niet toe, dat mijn mond zondigdedoor hem met een vloek de dood te wensen –

31. indien mijn tentgenoten niet getuigden:wie werd met zijn vleesspijzen niet verzadigd?

32. – geen vreemdeling vernachtte buiten,mijn deuren deed ik open voor de reiziger –

33. indien ik als Adam mijn overtreding bedekt heb,door mijn schuld in mijn boezem te verbergen,

Lees verder hoofdstuk Job 31