Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 31:12-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Voorzeker, het zou een vuur zijn, dat ten verderve zou doorvretenen mijn ganse opbrengst zou verdelgen.

13. Indien ik het recht van mijn slaaf heb veracht,en dat van mijn slavin, wanneer zij geschil met mij hadden,

14. wat zou ik dan doen, als God Zich verhief,als Hij onderzoek deed, wat zou ik Hem antwoorden?

15. Heeft Hij, die mij in de moederschoot maakte,ook hem niet gemaakt?Heeft niet Eenzelfde ons in de baarmoeder bereid?

16. Indien ik ooit de bede der geringen heb afgeslagen,de ogen der weduwe heb laten versmachten,

17. of ooit mijn bete alleen gegeten,zonder dat de wees daarvan at

18. – veeleer van mijn jeugd af groeide hij bij mij op als bij een vader,en van de schoot mijner moeder af leidde ik haar –

19. indien ik ooit een zwerveling heb gezien zonder kleeden een arme zonder bedekking;

20. indien zijn lendenen mij niet hebben gezegend,en hij zich niet verwarmd heeft met de vacht mijner schapen;

21. indien ik ooit mijn hand heb opgeheven tegen een wees,omdat ik in de poort bijstand voor mij zag,

22. zo valle mijn schouder uit zijn gewricht,en breke mijn arm van zijn pijp af.

23. Want een schrik voor mij was het ongeluk, door God beschikt;en vanwege zijn hoogheid vermocht ik niets.

Lees verder hoofdstuk Job 31