Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 29:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. dan verborgen knapen zich, als zij mij zagen,hoogbejaarden verhieven zich en bleven staan;

9. vorsten staakten hun gespreken legden de hand op hun mond;

10. de stem der edelen verstomdeen hun tong kleefde aan hun gehemelte;

11. wanneer een oor mij hoorde, prees het mij gelukkig,en wanneer een oog mij zag, gaf het goede getuigenis van mij.

Lees verder hoofdstuk Job 29