Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 29:5-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. toen de Almachtige nog met mij was,en mijn kinderen rondom mij waren;

6. toen mijn schreden zich baadden in room,en de rots in mijn nabijheid oliebeken uitgoot.

7. Wanneer ik uitging naar de stadspoort,mijn zetel deed plaatsen op het plein,

8. dan verborgen knapen zich, als zij mij zagen,hoogbejaarden verhieven zich en bleven staan;

9. vorsten staakten hun gespreken legden de hand op hun mond;

10. de stem der edelen verstomdeen hun tong kleefde aan hun gehemelte;

11. wanneer een oor mij hoorde, prees het mij gelukkig,en wanneer een oog mij zag, gaf het goede getuigenis van mij.

Lees verder hoofdstuk Job 29