Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 27:17-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

17. hij verschaft zich die, maar de rechtvaardige bekleedt er zich mee,en de onschuldigen verdelen het geld.

18. Zijn huis bouwt hij als een mot,of een hut, zoals een wachter die maakt.

19. Rijk legt hij zich ter ruste, maar hij kan het niet weer doen,hij doet zijn ogen open en er is niets meer.

20. Verschrikkingen grijpen hem aan als waterstromen,bij nacht rukt de storm hem weg;

21. de oostenwind neemt hem op, en daar gaat hij –,die stormt hem weg van zijn plaats.

22. Zonder erbarmen werpt Hij (zijn pijlen) naar hem,en ijlings moet hij voor zijn hand vluchten.

23. Men klapt over hem in de handenen fluit uit zijn woonplaats hem na.

Lees verder hoofdstuk Job 27