Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 26:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Maar Job antwoordde:

2. Hoe goed hebt gij de onmachtige geholpen,en de krachteloze arm gesteund!

3. Wat hebt gij goede raad gegeven aan hem die wijsheid mist,en welk een inzicht hebt gij overvloedig bekend gemaakt!

4. Met wiens hulp hebt gij zulke woorden geuit,en wiens geest ging van u uit?

5. De schimmen krimpen ineenonder de wateren, en hun bewoners.

6. Het dodenrijk ligt voor Hem open,het verderf heeft geen bedekking.

7. Hij spant het noorden uit over de baaierd,Hij hangt de aarde op aan het niet.

8. Hij bindt de wateren bijeen in zijn wolken,zonder dat het wolkendek daaronder scheurt.

9. Hij bedekt de aanblik van zijn troondoor daarover zijn wolken uit te spreiden.

10. Hij trok een kring over het watervlak,tot waar het licht aan de duisternis grenst;

11. de zuilen des hemels wankeldenen stonden ontzet voor zijn dreigen.

Lees verder hoofdstuk Job 26