Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 23:8-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Zie, ga ik naar het oosten, Hij is er niet;en naar het westen, ik bespeur Hem niet;

9. werkt Hij in het noorden, ik aanschouw Hem niet;keert Hij Zich naar het zuiden, ik zie Hem niet.

10. Want Hij weet, hoe mijn wandel is;toetste Hij mij, ik kwam als goud te voorschijn.

11. Mijn voet bleef vast in zijn spoor,ik hield zijn weg zonder af te buigen;

12. het gebod zijner lippen deed ik niet wijken,in mijn binnenste verborg ik de woorden van zijn mond.

13. Maar Hij blijft Zichzelf gelijk – wie kan Hem keren?Wat Hij begeert, voert Hij uit.

14. Want Hij zal volbrengen wat over mij beschikt is,en vele dergelijke dingen heeft Hij in de zin.

Lees verder hoofdstuk Job 23