Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 23:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Maar Job antwoordde:

2. Nu wordt mijn klacht toch tot opstandigheid,hoewel mijn hand mijn zuchten nog bedwingt.

3. O, dat ik Hem wist te vinden,dat ik tot zijn woning mocht komen!

4. Dan zou ik Hem mijn rechtszaak uiteenzettenen mijn mond met bewijzen vullen.

5. Ik zou de woorden vernemen, die Hij mij zou antwoorden,en ik zou verstaan, wat Hij mij zou zeggen.

6. Zou Hij met overmacht tegen mij strijden?Neen, maar Hij zou acht op mij slaan.

7. Dan zou een oprechte bij Hem pleiten,en zou ik voorgoed aan mijn Rechter ontkomen.

8. Zie, ga ik naar het oosten, Hij is er niet;en naar het westen, ik bespeur Hem niet;

9. werkt Hij in het noorden, ik aanschouw Hem niet;keert Hij Zich naar het zuiden, ik zie Hem niet.

10. Want Hij weet, hoe mijn wandel is;toetste Hij mij, ik kwam als goud te voorschijn.

Lees verder hoofdstuk Job 23