Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 22:10-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Daarom zijn strikken rondom u,en heeft schrik u plotseling verbijsterd.

11. Of ziet gij de duisternis niet,en de watervloed die u overdekt?

12. Woont God niet in de hoge hemel?Zie toch, hoe hoog de hoogste sterren staan!

13. Maar gij denkt: Wat weet God?Kan Hij richten door de donkerheid heen?

14. Wolken omhullen Hem, zodat Hij niet ziet;Hij wandelt langs de kring des hemels!

15. Wilt gij u houden aan de overoude wegdie de boosdoeners hebben betreden,

16. welke weggerukt zijn vóór hun tijd,wier grondslag werd weggespoeld als een rivier?

17. Die tot God zeiden: Wijk van ons!en: Wat kan de Almachtige ons maken? –

18. En toch was Hij het, die hun huizen met overvloed vulde.De raadslag der goddelozen is echter verre van mij.

19. De rechtvaardigen zien het en verheugen zich,en de onschuldige drijft met hen de spot:

20. Waarlijk, onze tegenstanders zijn vernietigd,en het vuur heeft hun nalatenschap verteerd.

21. Gewen u toch aan Hem, opdat gij vrede hebt;daardoor zal uw gewin groot zijn.

22. Neem toch uit zijn mond de onderwijzing aan,en leg zijn woorden weg in uw hart.

23. Wanneer gij u tot de Almachtige bekeert,zult gij gebouwd worden;wanneer gij het onrecht uit uw tent verwijdert,

24. het gouderts wegwerpt in het stof,het goud van Ofir op de rotsgrond der beken,

25. en de Almachtige uw voorraad goudertsen uw zilverschat zal zijn,

26. voorwaar, dan zult gij u verlustigen in de Almachtigeen uw aangezicht opheffen tot God.

Lees verder hoofdstuk Job 22