Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 22:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Toen nam de Temaniet Elifaz het woord en zeide:

2. Kan een mens Gode een dienst bewijzen?Neen, de verstandige bewijst zichzelf een dienst.

3. Geeft het de Almachtige voordeel, dat gij rechtvaardig zijt,of gewin, wanneer gij uw weg zuiver houdt?

4. Zou Hij u soms om uw godsvrucht bestraffenen met u in het gericht treden?

5. Is niet uw boosheid groot,en zijn uw ongerechtigheden niet eindeloos?

6. Immers, zonder oorzaak naamt gij pand van uw broeders,en berooiden trokt gij de klederen uit;

7. de amechtige gaaft gij geen water te drinken,de hongerige onthieldt gij brood;

8. maar de man met krachtige arm, die behoorde het land,en de aanzienlijke, die woonde er,

9. weduwen liet gij ledig heengaan,en de armen der wezen werden verbrijzeld.

10. Daarom zijn strikken rondom u,en heeft schrik u plotseling verbijsterd.

11. Of ziet gij de duisternis niet,en de watervloed die u overdekt?

Lees verder hoofdstuk Job 22