Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 21:18-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. Zij worden als stro voor de wind,als kaf, dat de storm wegblaast.

19. God spaart zijn onheil op voor zijn zonen.(Maar ik zeg:) Hij moest het hemzelf vergelden,dan zou hij het merken;

20. zijn eigen ogen moesten zijn verderf aanschouwen,en zelf moest hij drinken van de grimmigheid des Almachtigen.

21. Want wat bekommert hij zich om zijn gezin na zijn dood,wanneer het getal zijner maanden is afgesneden?

22. Zal iemand God kennis leren,Hem, die de hemelingen richt?

23. De een sterft in ongebroken kracht,volkomen rustig en vredig;

Lees verder hoofdstuk Job 21