Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 21:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Maar Job antwoordde:

2. Luistert nu eens goed naar mijn woord:laat dit de vertroosting zijn, die gij biedt.

3. Verdraagt mij, dan zal ik spreken,en nadat ik gesproken heb, moogt gij spotten.

4. Richt mijn klacht zich soms tot een mens?Waarom zou ik dan niet ongeduldig worden?

5. Wendt u tot mij, dan zult gij ontzet staanen de hand op de mond leggen.

6. Als ik eraan denk, sta ik verschrikt,en grijpt siddering mij aan.

7. Waarom blijven de goddelozen in leven,worden zij oud, nemen zelfs toe in kracht?

8. Hun nakroost blijft bestendig met hen,hun spruiten zijn voor hun ogen.

9. Hun huizen zijn veilig, zonder vrees,Gods roede treft hen niet.

10. Hun stier bespringt en mist niet,hun koe kalft en heeft geen misdracht.

Lees verder hoofdstuk Job 21