Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 20:7-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. hij gaat als zijn drek voor altijd te gronde;wie hem gezien hebben, zeggen: Waar is hij?

8. Als een droom vervliegt hij, onvindbaar,hij wordt weggevaagd als een nachtgezicht.

9. Het oog, dat hem bespeurde, aanschouwt hem niet meer,en zijn woonplaats ziet hem niet terug.

10. Zijn zonen moeten de gunst van geringen zoeken,en zijn eigen handen moeten zijn vermogen afgeven.

11. Zijn gebeente moge vol levenskracht zijn,deze legt zich met hem neer in het stof.

Lees verder hoofdstuk Job 20