Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 20:24-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. Hij moge vluchten voor het ijzeren wapen,de koperen boog zal hem doorboren.

25. Hij moge (de pijl) uittrekken, zodat deze zijn rug uitgaat,en de schicht uit zijn gal te voorschijn komt:doodsschrik komt over hem.

26. Algehele duisternis is bewaard voor wat hij spaart;een vuur, niet (door mensen) aangeblazen, verslindt hemen verteert wat in zijn tent overig is.

27. De hemel openbaart zijn ongerechtigheid,en de aarde staat tegen hem op.

28. Wat in zijn huis was opgelegd, wordt weggevoerd,weggevaagd ten dage van zijn toorn.

29. Dat is van Godswege het deel van de goddeloze mens,de erfenis, van God hem toegezegd.

Lees verder hoofdstuk Job 20