Oude Testament

Nieuwe Testament

Job 20:2-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Nu dwingen mijn gedachten mij toch tot een antwoord,omdat het in mij stormt.

3. Ik hoorde een voor mij smadelijke terechtwijzing,maar geest zonder inzicht gaf mij antwoord.

4. Weet gij dit soms van oudsher,sedert de mens op aarde geplaatst is?

5. Voorzeker, het gejubel der goddelozen duurt kort,en de vreugde der godvergetenen slechts een ogenblik.

6. Al verheft zich zijn trots hemelhoog,en raakt zijn hoofd aan de wolken,

7. hij gaat als zijn drek voor altijd te gronde;wie hem gezien hebben, zeggen: Waar is hij?

8. Als een droom vervliegt hij, onvindbaar,hij wordt weggevaagd als een nachtgezicht.

9. Het oog, dat hem bespeurde, aanschouwt hem niet meer,en zijn woonplaats ziet hem niet terug.

10. Zijn zonen moeten de gunst van geringen zoeken,en zijn eigen handen moeten zijn vermogen afgeven.

11. Zijn gebeente moge vol levenskracht zijn,deze legt zich met hem neer in het stof.

12. Al moge het kwaad zoet zijn in zijn mond,al moge hij het verbergen onder zijn tong,

Lees verder hoofdstuk Job 20